
Het laatste deel is geschreven door onze lezers. Het winnende verhaal is gescheven door Dhr M. van Bakel welke hieronder als eerste te lezen is. De andere inzendingen zijn verderop deze pagina te lezen.
Rechercheur Barry van Epscheuten onderzoekt een serie misdaden die allemaal van doen hebben met het meer dan verrukkelijke drankje Klaor Gif. Hij is nog maar net bekomen van de verachtelijke aanval op zijn persoon, als hij door commissaris Hippoliet Staelhart naar Den Draai wordt gestuurd. Ter plekke hoort hij het totaal onsamenhangende verhaal van Dhr. P. Nelemans, uitbater, waarna hij wederom gebeld wordt door zijn baas met de inmiddels bekende woorden “Dì gade gij nie geloven” Deze week de conclusie van dit onwerkelijk spannende relaas: Paniek bij de Prins.
Deel 6: Paniek bij de Prins.
Barry had amper tijd om zijn bekske koffie van ‘de Rooie’ op te drinken, toen de commissaris hem verraste. “Van Epscheuten, ge moet u subiet melden bij mij op het bureel. Er zijn serieus merkwaardige ontwikkelingen. Start uw berline en maak da ge hier geraakt.” Het curieuze telefoontje van Staelhart voorspelde niet veel goeds. IJlings toog Barry naar het politiebureau, dat zich vreemd genoeg in Asten bevond. De Vlaming dirigeerde hem het kantoor in en gooide met een ijzingwekkende blik het meest recente Weekblad voor Deurne voor zijn neus. “Van Epscheuten, moet kik hier nu in de gazet lezen wie uw daders zijn. Er is een anonieme tip binnengelopen. Al die inbraken zijn gewoon een flauwe reclamestunt van de Prcie om die groene brol aan de man te brengen.” Een ogenblik later zakte Barry onvrijwillig door de knieën en viel ongracieus onder het bureau, waar hij zeker drie minuten onbedaarlijk bleef lachen. Toen de buikpijn was gezakt kroop hij overeind en zei tegen zijn getergde baas “Een anonieme tip. Van de Prcie zelf zeker? Die kwibussen hebben wel ieder jaar zo’n pseudo-lollige actie, maar ze houden het over het algemeen toch best redelijk netjes. Bovendien: eigenlijk zijn dat allemaal watjes, die durven echt nergens in te breken. En u trapt daar met beide voeten in. Maar dit verklaart alles. Ik heb uw mysterie opgelost.” zei Barry met een triomfantelijk gebaar.
Staelhart was niet onder de indruk. “Alléz, loop niet zo te zeveren. Hoe hebt ge dat klaargespeeld?” Barry nam een indrukwekkende houding aan, het is te zeggen, hij hield zijn buik in en zei vastberaden, “Met mijn magnifieke mentale vermogens en dynamische deductieve gaven. Het is een complot! Let op: een hele zwik vorsten van carnavalsverenigingen gaat na dit jaar stoppen, maar wil wel actief blijven in de ‘sector’. Ze maken schaamteloos reclame op facebook.com/vorstendom. En de Prcie is altijd op zoek naar nieuw ‘talent’, maar drie tegelijk is zelfs voor hen wat veel. Ze hebben dus één lidmaatschap toegezegd, en wel aan degene die op Aswoensdag de meeste flessen Klaor Gif kan overhandigen.”
“Amaai, zijn die vorsten dom of zo, dat ze zich als crapuul gedragen voor die kwistenbiebels van de Prcie?” zei de Belg vertwijfeld. “Ik heb inderdaad niet de indruk dat deze ‘vorsten’ het landelijk gemiddelde omhooghalen.” zei Barry cynisch. “Ik heb drie hoofdverdachten. Charles van de Mortel, de redenaar van de Kei uit Liessel, Ivan van Oosterhout, da’s die kleine vinnige van de Peelstrekels en Tom Wijnands, het orakel van de Pottenbakkers. Volgens de tomaatblonde tap.. eeh Dhr. P. Nelemans, uitbater, waren er twee wat korter van stuk en ene hele lange. Ook stond er in de hoek een klein krukske. Charles heeft zo’n soortgelijk meubelstuk, wellicht is dat het wapen waarmee ik geattaqueerd ben. Vermoedelijk is er een gelijke stand opgetreden en was er top-overleg nodig. Patrick Nelemans kent ze alle drie goed vandaar die vreemde vermommingen.”
Staelhart begon te protesteren, maar Barry vervolgde met enig aplomb “Commissaris, sta mij toe mijn hypothese te elaboreren! In het Walhalla stond het Klaor Gif op de bovenste plank. Ivan en Charles vallen dus af. Ik verdenk dus Tom Wijnands van deze verachtelijke daad. Bij het wijnhuis is er een glazen deur ingeslagen. Met een klein krukske? Charles is hier logischerwijs de hoofdverdachte. Ivan weet dat bij De Brouwer overal camera’s hangen, dus die heeft zijn gorillapak aangetrokken om niet herkend te worden.” De rechercheur zuchtte diep. “Alléz, en da kunstgebit dat u geconfisqueerd heeft.”, probeerde Staelhart onze held nog van zijn stuk te brengen. “Goedkope rommel uit China. Da’s gewoon om de hele zaak te misleiden. “En hoeveel bewijs hebt gij dan voor deze opmerkelijk onwaarschijnlijke theorieën?” zei Hippoliet, nu wat bedeesder.”Euh, geen.” moest Barry na enige aarzeling bekennen. “Maar ik weet waar de volgende inbraak gaat plaatsvinden! De laatste flessen Klaor Gif heeft de Prcie volgens mij uitgedeeld bij prinsenrecepties. Nou is die van Prins Ron van de Pottenbakkers natuurlijk al lang op, dus de allerlaatste is in bezit van Prins Martijn van de Peelstrekels. Ik stel voor dat wij zijn pand, voor en tijdens Carnaval nauwlettend in de gaten gaan houden.” Barry maakte aanstalten op te staan. “Er is geen ‘wij’, van Epscheuten, dat is uwen job.” antwoorde Staelhart beslist. “Gij gaat u verdekt opstellen. En als gij uw job wilt behouden, komt u beter op Aswoensdag met een dader op ‘t bureel, anders kunt ge fluiten naar uw ereloon en degradeer ik u terug tot wijkagent. Ambetant gedrag wordt hier niet getolereerd.”
Barry verliet gedesillusioneerd het kantoor en begaf zich richting het pand van klokkenkoning van Hooff. Aan de bar bij Café In den Sleutel kon hij uit een ooghoek nog net het best beveiligde huis van Deurne in de gaten houden. Bierbaas Carel van Hoof (geen familie) heeft altijd voldoende vieux in huis, dus dat was een geluk bij een ongeluk. En hiermee komt er een, toch tamelijk teleurstellend, einde aan dit ongekend spannend relaas. Op Aswoensdag weten we of de infame Prcie een lid rijker is en dus ook of het Barry van Epscheuten lukt de daders te arresteren. Mocht U hem nou bij In den Sleutel tegenkomen, bied hem dan vooral een vieuxtje aan.
Alaaf, Manfred van Bakel
Deel 6 – 2 – Het Mysterie van Klaor Gif
De aap uit de mouw.
Intussen is het Barry van Epscheuten gelukt om flink wat puzzelstukjes op zijn plek te leggen. Ga maar na: Die stevige handafdruk op de vensterbank in ‘t Walhalla, voeg daar het grote kunstgebit met de gouden tand aan toe alsook de voetafdruk in ‘t Wijnhuis en de pelpindaschillen op de vloer van de Brouwer. Samen met de biecht van beheerder Nelemans en de Draai is gemaakt!
Zeker als ook dierenarts Leny van Geluk hem bevestigt dát een heuse primaat wel op zoek moèt zijn naar dat Klaor Gif! Maar hoe? Waarom? Een echte gorilla is tot zoiets immers niet in staat?
Peinzend in zijn ouwe Volvo richting Kanthoeve, heeft-ie last van alle koffiegeleut en genuttigde vieuxtjes. Hij houdt het niet meer en moet hoognodig. Dus nabij de rotonde Dunantweg-Haageind zet-ie rap de paniekverlichting aan, duikt de bosjes in en leegt zijn blaas. Dan echoot daar een schot zijn richting uit! Het komt van de Roos vandaan! Dat is wat je noemt een toevalstreffer. Zo zal blijken.
Want een schot in de Roos is de laatste druppel naar dé oplossing!
Daar hebben ze intussen immers weer ruimte zat om genoeg Klaor gif op te slaan en over te hevelen in van die kleine fleskes die je bij ‘tWijnhuis cadeau krijgt als je er een literfles Ketel koopt of andere klaore!
Op zijn tenen gluurt van Epscheuten door het varkensraampje aan de achterkant.
Hij bliekt recht in de bakkus van zo’n gorillamasker waarvan er een stuk of zes een fles aan de lippen houden als versteend door de echo van dat schot.
Wie dat loste? Dat is snel duidelijk! Hij herkent vanuit zijn ooghoek die juwelier uit de Stationsstraat. Wat doet die in hemelsnaam op dit tijdstip hier? Snel wordt hem dat duidelijk: op klaorlichte dag meegelokt en gekidnapt! Zo leest hij nog snel op zijn mobieleke tijdens de plaspauze.
Maar dankzij goudsmids’ vuurvaste handen is hij er in een onbewaakt ogenblik in geslaagd die striemende tieribs los te branden. Het minkukel bij de kelderdeur overmeestert hij vliegensvlug om rap diens klapperpistool af te vuren en de aandacht op zich te vestigen.
De 6 als gorilla’s verklede lummels verschieten zich een aap en steken als in trance de hendjes de lucht in.
Dan legt Martijn van Hooff -intussen bekend als Prins Martijn I van de Peelstrekels- hen uit dat ze hem stand te pede uitleg moeten geven om zo een strafblad te ontlopen. Wat zijn ze eigenlijk van plan? Hij is dan wel goudsmid maar slinkse plannen smeden, is niks voor hem!
Schoorvoetend bekennen de 6 lid te zijn van de PR/cie. Dat ZIJ met voorbedachten rade dieje Belgische Staelhart met zijn speurneus van Epscheuten op een dwaalspoor willen brengen en hun geheim tot de Optocht willen bewaren. Of Martijn hen asjeblieft niet wil verraden. Dan mag hij de Roos als vrij man wel verlaten om zijn afspraken nog tijdig te kunnen nakomen. Martijn stemt in op één voorwaarde: Zij zullen dan het Klaor Gif gratis moeten uitdelen aan alle 18+ers die tijdens de optocht toekijken en zo een oogje in het zeil houden. Schoorvoetend gaan de 6 akkoord. En nog sneller verdwijnt Martijn uit zijn netelige positie.
Maar… van Epscheuten ligt met zijn oor zó dicht tegen het raam gedrukt dat hem geen letter is ontglipt. Hij voelt zich ernstig in het ootje genomen. Maar hij ziet er ook de humor wel van in en kan deze nieuwste PR/cie stunt hogelijk waarderen. Daarom peinst hij er niet over om nú zijn baas al te rapporteren. Dat moet maar wachten tot Sintjuttemis!
Dat plaatst hem wél voor een dilemma: zijn dit wel de noodzakelijke verzachtende omstandigheden die de PR/cie vrijpleiten van de gewelddadige acties om aan een fikse voorraad Klaor Gif te geraken? Voor eigen gewin!!! Diefstal, inbraak, geweld… Niet niks in deze tijd. Halt-straf verdienen ze minstens. Maar da’s van later zorg. Want…
Als hij dan de laatste zin van het illustere clubke snoodaards te horen krijgt, weet hij het zeker: ik speel met hen onder één hoedje, nu de aap uit de mouw is gekomen.
O… en dat zinnetje?
Dat prent je maar goed in, knoop je voor eeuwig in je oren en leer je van buiten! De kurk waar klaor gif op drijft, zogezegd!
Want…
Ooit zij een prinses over Carnaval:
” Da’s net als gebakken lucht, maar wel lekker!”
Alaaf!!!
Jean le Fin
Deel 6 – 3 – Patriarchen Problematiek
Barry vervloekte zijn goedkope telefoonprovider, Na een afgemeten ‘bedankt hè’ naar de uitbater van d’n Draai zat hij in zijn auto en probeerde het Weekblad voor Deurne Online te pakken te krijgen. Tergend langzaam laadde de pagina eindelijk, maar wat bedoelde die verrekte Belg nou verdomme? Hij scrolde door het nieuws. Daar! Dat moest het wel zijn: ‘vandalen besmeuren kerkgebouw met groene vloeistof.’ Gehaast las hij het artikel door. ‘Fletcher’ siste hij tussen zijn tanden. Hij gooide zijn telefoon op de bijrijdersstoel en vertrok met piepende banden.
Tien minuten later galmden zijn voetstappen door de kapel van het voormalige Missiehuis. De toegangsdeur bleek gewoon open te zijn en hij hoefde, eenmaal binnen, niet lang te zoeken. Een stuk op het priesterkoor was afgezet met rood/wit lint. Hij liep erheen en zag op de lichte plavuizen meteen de met stukken glas bezaaide groene plas, die ook het tapijt, dat achter het altaar lag, doorweekt had. Hij schoof het soppige kleed wat aan de kant om tussen alle scherven die ene met het etiket erop te pakken te krijgen, maar toen hij het daarna weer terug wilde slaan viel zijn blik op de in de tegelvloer verzonken ijzeren ring die eronder verborgen lag. Even twijfelde hij, maar toen trok hij eraan en soepeltjes, alsof het vaker gebruikt werd, klapte een verborgen luik open. In de donkere opening voerde een uitgesleten houten trap naar onderen. Barry rende naar buiten, naar zijn auto, en zocht de zaklamp die ergens tussen alle troep in de kofferbak moest liggen. Even later was hij terug achter het altaar. Hij loerde in de schemerige diepte, knipte de zaklamp aan en haalde een keer diep adem.
Zijn hart bonsde in zijn keel terwijl hij voorzichtig afdaalde, het doorzoeken van muffe verborgen kelders stond nou eenmaal niet op zijn lijstje van favoriete bezigheden en hij bedwong de neiging om te draaien en het luik weer dicht te gooien. Een vochtige, bedompte lucht sloeg hem tegemoet, een geur die deed denken aan natte dieren, schimmels en drassige aarde. Aan het plafond bungelde een eenzaam peertje wat af en toe flikkerde, waardoor lange schaduwen dansten over de klamme muren. In een donkere hoek blonken tralies van een grote stalen kooi. Barry liep erheen en scheen met de zaklamp in de richting van een donkere massa in de uiterste hoek, die langzaam in beweging leek te komen. Een grote aap kwam loom overeind en daarna, op vier poten, traag en dreigend in zijn richting. (Nee, ik weet niet wat voor een soort; ik ben verdomme geen primatoloog of zoiets.) Barry deed een stap terug. Het beest kwam tegen de tralies hangen en de warme, muskusachtige stank werd verstikkend. Zijn vacht, ongetwijfeld ooit dik en glanzend, was vaal en vol klitten en de bijna menselijke ogen in de diepe oogkassen keken hem dof en wezenloos aan. Barry twijfelde even, maar tastte toen in zijn jaszak en haalde de gebitsprothese tevoorschijn. Heel even schitterde de gouden tand in de vale schemering en een klein moment leken de lege ogen op te lichten. Het kolossale dier stak een harige arm tussen de spijlen door, pakte zwijgend het gebit uit zijn hand en schoof het met een geroutineerd gebaar in zijn bek. Zonder verder nog acht te slaan op de rechercheur slofte het terug naar de verre hoek van de kooi, waar het in het donker ging zitten staren naar iets wat er niet was. Een verre herinnering aan vrijheid misschien, of gewoon naar de oneindige leegte van zijn bestaan.
Barry schrok op; boven hem klonk een schuifelend geluid en een trede van de trap kraakte. Blijkbaar wist iemand dat hij hier was. (Trouwens; kan iemand mij uitleggen waarom traptreden altijd kraken?) Snel knipte hij de zaklamp uit en verschool zich onder de trap, weg uit het licht van de flakkerende lamp. Een lange, magere gestalte kwam langzaam en behoedzaam naar beneden. Onderaan de trap leek die even om zich heen te kijken, maar zag blijkbaar niemand en liep in de richting van het ijzeren hok. Zelfs in het schemerdonker zag Barry de zwarte kleren van de man met, in de kraag van het donkere overhemd, een wit priesterboordje. In zijn hand had hij vervaarlijk uitziend breekijzer waarmee hij even later, toen hij bij de kooi was aangekomen, keihard over de spijlen ratelde. Het geluid sneed oorverdovend door de kelder en het dier in de hoek leek ineen te krimpen. De bezoeker keek nog wat rond maar leek de rechercheur niet te ontdekken, die nog steeds ineengedoken onder de trap zat. Hij was blijkbaar voor het moment gerustgesteld en liep terug, naar boven. Barry bedacht zich geen moment en greep, tussen de traptreden door, de benen vast en trok die uit alle macht naar zich toe. De priester verloor zijn evenwicht en viel met een rauwe schreeuw achterover van de trap en tegen de muur. Heel even was het ijselijk stil, tot in de verste hoek de aap begon te krijsen; schel en doordringend.
Twee dagen later zat Barry, om een uur of negen ’s morgens, onderuitgezakt op een ongemakkelijke houten stoel in het spartaans ingerichte kantoor van Hippoliet Staelhart. De commissaris had zowaar een kop koffie voor hem ingeschonken en die was, zoals gewoonlijk, niet te drinken. ‘Het schijnt me toe dat ge alles opgelost hebt van Epscheuten, Ge kunt mij nu hier bijklappen maar ik verwacht nochtans ook een breed verslag op mijn bureel.’ Barry schraapte zijn keel om de smerige smaak van de loerie wat weg te krijgen. ‘Nadat we die priester die ik onderuitgehaald had opgepakt hadden vonden we er boven in het hotel nog zo eentje. Die hebben we ook opgebracht en ze hebben allebei gezongen als vogeltjes. Het bleek uiteindelijk te gaan om een plan van een stel bisschoppen om als proef alle miswijn in Brabant te vervangen door Klaor Gif. Ze wilden kijken of er dan meer volk in de kerk kwam.’ Barry kreeg een droge mond en nam tegen beter weten in toch nog maar een teug zwarte ellende. ’Ze huurden voor de inbraken een paar Italiaanse lekenbroeders in. En da’s niet zo gek: die vind je hier echt geen meer. Nou, die gasten hadden dus bij een stel kermisgasten een aap op de kop getikt en die zo’n beetje getraind om voor hen het vuile werk op te knappen. En dat was het zo’n beetje, alleen de namen van die bisschoppen laten ze niet los.’ De Belg keek ongelukkig; ‘die patriarchen grijpen we natuurlijk nooit, die zitten veel te hoog in het spel. Maar hoe zit het dan met dat gebit van die aap?’ Barry nam een laatste slok slootwater; ‘Geen idee, dat had ie al toen ze ‘m kochten.’