’t Is Boekenweek. Wellicht dat het u interesseert, of ook niet, doch dit doet niet ter zake: over de PR|CIE is ook een aantal boekwerkjes verschenen. Niet in de boekhandel verkrijgbaar, maar op aanvraag wel beschikbaar. Het betreft amateuristisch schelmenproza met titels als (o.a.) JOHO een Spannend Jongensboek, Muidersnot en ESEF. (Voor de PR|CIE-kenners: u mist inderdaad nog een titel in deze opsomming!) Hoofdfiguren zijn steevast de PR|CIE-leden en andere Deurnenaren. De boekjes werden uitgegeven ter ere van het Zeilweekend van de PR|CIE, zodat men tijdens de rustige momenten, wanneer er geen schip gered hoefde te worden, zich kon verwijlen in enige semiliteraire verpozing.
Hieronder een stukje uit Muidersnot en ESEF
HOOFDSTUK 1
Waarin wij kennis maken met heer Roderick, slotheer van het Muiderslot, en de overige bewoners van deze vesting in het midden van de Vecht, ook wel genaamd het Hooghe Huys te Muden. Verder vernemen wij van een raadsel, maar worden nog even in het ongewisse gelaten.
In de prinsenkamer van het Muiderslot zit de koene roodharige ridder aan een eikenhouten tafel. Voor hem ligt zijn helm met daarop enige fel groen gekleurde fluimen. De ridder wrijft zich met zijn besproete handen door de ogen, hij is moe. Moe van het denken over het raadsel dat hem en straks zijn mederidders en jonkvrouwen bezig zal houden. Een zware deur zwaait open en ridder Tatu op spiksplinternieuwe laarzen treedt binnen. ‘Gegroet o grote leidsman.’ schalt het opgewekt door het holle vertrek en tegelijkertijd klakken de nieuwe hakken tegen elkaar. ‘Welke gedachten bezwaren uw gemoed, gij zijt toch niet van zins uw voorzitterschap van de ridderschaar wederom ter discussie te stellen?’ Er klinkt enige verontrusting door in de stem van ridder Tatu. ‘Neen, Tatu. Dat is het niet. Ik breek mij het hoofd over een raadsel dat ons allen aangaat. Het lijkt mij daarom verstandig alle ridders en hun jonkvrouwen bijeen te roepen in de ridderzaal om het te bespreken. Tatu, aangezien gij belast zijt met de communicatie draag ik u op hen onverwijld naar de ridderzaal te gebieden!’ Tatu laat zijn hakken klakken en snelt de deur uit de binnen-plaats op. Zoekend kijkt hij om zich heen en ontwaart ridder Bèr Kers die met zijn felgekleurde oranje microfoon voor een geopend venster zit te spelen. ‘Bèr’, roept Tatu, ‘kom naar beneden met uw microfoon en schal mij een bericht!’ Eventjes later staat ridder Kers naast ridder Tatu en verneemt hij de boodschap van heer Roderick, de koene roodharige ridder. Kers plugt de microfoon in en brengt hem naar zijn mond. In stereo ( Kers
draagt als omroeper van ‘t Muiderslot altijd twee boksen) rrrrolt de oproep van de koene rode ridder over de verlaten binnenplaats. Her en der zwaaien raampjes open en kijken jonkvrouwen naar buiten. In totaal hangen er tien jonkvrouwen uit evenzovele ramen. Allen kijken verbaasd en zwijgen. Iets wat als zeer opmerkelijk mag worden beschouwd. De vrouwen sluiten de ramen nadat de boodschap is uitgerrrold en gaan op zoek naar hun ridders. Tatu en Kers gaan de prinsenkamer binnen. De koene ridder is er niet meer, ook de helm met fel groen gekleurde fluimen is weg. De twee begeven zich naar de ridderzaal, waar zij hun leider vermoeden. En inderdaad, de roodharige leider zit in de ridderzaal en voor hem op tafel liggen enige stukken ter kennisname. De helm met de fel groen gekleurde fluimen heeft hij op het hoofd, zodat hij er zeer indrukwekkend uitziet. Het is duidelijk dat de stukken door de roodharige zijn ingezien, want ze ogen beduimeld. ‘Ga zitten’, nodigt de leider zijn twee ridders uit, ‘ga zitten en schenk uw kroes vol met het vorstelijk druivennat dat wij ten geschenke hebben gekregen van Baljuw Sjeng.’ ‘Baljuw Sjeng?’ Kers stelt deze vraag met een hoog opgetrokken wenkbrauw. ‘Ik dacht dat de Baljuw alleen wijn dronk en niet schonk.’ ‘Het is inderdaad een cadeau om te koesteren Kers!’ lacht de roodharige zijn door nicotine geel geworden tanden bloot. ‘Giet, maar wacht met slempen tot de anderen gearriveerd zijn, ge weet dat wij in het slot met maten drinken!’
‘Mits het na elven in den ochtend is.’ merkt Tatu snedig op. Een voor een druppelen de ridders en hun jonkvrouwen binnen : Voorop de Bruine ridder, die zorg draagt voor het schoeisel van de ridders en over een vreselijk wapen beschikt en zijn jonkvrouwe Jeanne, dan de ridder Jozef van Moreeke en jonkvrouwe Gon, de jonkvrouwen Anny Kers, Claudia Tatu en Rian van heer Roderick, ridder Gelmo Kiwa met zijn kakelverse bruid Yvonne met in haar schoot de vrucht hunner liefde, ridder Rijbroek met zijn rinkelende kermisgouden sporen, die zich in de stallen met de edele viervoeters bezig houdt en zijn gade Mieke, vervolgens de
zwaarbehaarde ridder van de roomblanke stengel en zijn Dansmarieke welke op de voet worden gevolgd door Cor de Bruggewachter met vrouwe Trees, en als laatsten : de schildknaap van het gele kruis en jonkvrouwe Karin. Wanneer allen gezeten zijn en hun tinnen kroezen met het robijnrode druivensap zijn gevuld neemt de koene roodharige ridder het woord : ‘Ridders en jonkvrouwen van het Muiderslot! Luister en huiver! Onlangs bereikte mij een raar bericht, dit bericht.’ Hierop toont hij een groezelig vel perkament met een smerig zegel. Hij houdt het met gestrekte arm van zich af en trekt er een vies gezicht bij. Onder aan het vel bungelt een gifgroene klodder welke zich langzaam lijkt los te willen maken van het perkament. Dit gebeurt ook en de klodder valt met een ijselijke kwak op de gladgeschuurde tegelvloer. Met een akelig geel rookpluimpje verdwijnt het dwars door de veertig centimeter dikke tegel. De mannen en vrouwen slaken eensgezind een verschrikte kreet en de dapperste onder hen, de koene roodharige, begeeft zich naar de plek waar het kwakje op de tegelvloer is gespat. Hij wrijft met zijn vlakke besproete hand over de kille vloer, maar kan niets ontdekken, geen gat, het is zelfs niet kleverig of vochtig! ‘Dit is opmerkelijk!’ mompelt hij en richt zich op om weer plaats te nemen aan de tafel. Nadat hij weer is gezeten zegt hij : ‘U heeft nu allen kennis kunnen maken met het mysterie dat mij reeds enige tijd bezighoudt. Ik wil het met u delen en
trachten gezamenlijk te komen tot een oplossing van dit raadsel. Het raadsel van het Muidersnot!’
En dit is uit ESEF…
HET UNIVERSUM
DE LAATSE GRENS?
Dit is het relaas van dolende zielen, zwaar op drift in het zevende Hemelrijk in het elfde sterrenjaar van de vierde maan. De precieze herkomst van de data waarop dit verhaal is gebaseerd zullen voor altijd een goed bewaard geheim van de kille duisternis blijven. Heden, verleden en toekomst lopen door elkaar heen, alsof zij niet los van elkaar gezien kunnen worden.
Onderzoek aan een vreemdsoortig moerkleurige luchtvoertuig dat enige jaren geleden neerstortte in het Buntven verscholen in de bossen van het Noord-Brabantse Deurne leverde behoudens de in kaarsvormige kristallen opgeslagen informatie niets op. De gerenommeerde onderzoekers Vos Molenaar en Diana Schedel van het wetenschappelijk onderzoeksbureau Next Files slaagden er pas na maanden in de versleutelde informatie aan de kristallen te onttrekken en dan nog maar ten dele. Hun ijver en volharding werden beloond met een ongelofelijke rijkdom aan informatie, waarvan slechts een klein deel (nog geen 0,1 %) gepubliceerd mocht worden daar het landsbelang en de wereldvrede volledige openheid niet toestaan. Overigens is de authenticiteit van navolgend relaas boven alle twijfel verheven, zo hebben de ministeries van VROM, Algemene zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken, alsmede de plaatselijke VVV ons met de hand op het hart verzekert.
De rechten voor verfilming van dit boek, waarbij de schrijver zich enige vrijheden heeft veroorloofd omwille van dramatiek en suspense, zijn eind 1998 gekocht door de Amerikaanse cineast Stanley Kubrick, helaas overleed deze geniale filmer vlak voor de aanvang van de lente van 1999. (Dit nadat hij bezocht was door een drietal mannen in zwarte uitdossing die er in een donkergekleurde limousine van door gingen en waarvan nimmer meer iets is vernomen.)
De vermaarde filmer / rolprentproducent Steven Spielberg heeft zich ontfermd over de artistieke erfenis van Kubrick en zal in 2001 de film, waarvoor de opnamen al in een gevorderd stadium waren, in première laten gaan tijdens ‘de nacht van het witte doek’, een semi-openlucht filmfestival dat plaatsvindt in Deurne, het dorp waar het vreemdsoortige moerkleurige luchtvoertuig neerstortte. De reden waarom deze roman nu pas verschijnt is louter commercieel van aard. Beide, het boek en de film, beloven kaskrakers te worden en zullen de schrijver D. Urino voorgoed onttrekken aan het waas van vergetelheid dat deze voorgoed dreigde te bedekken.
EPISODE 1
heelal
Drie koperen ploerten teisterden de tovenaar Venos, heerser van de planeet Eroskom, ook wel bekend onder de naam: de Rode Planeet.
‘Ik voel me eenzaam’ zuchtte Venos en gooide het vergiet, dat hij ter bescherming, over zijn gelaat had gezet mistroostig in het hete zand van de woestijn. Op zijn gezicht was goed te zien dat een vergiet niet volledige bescherming biedt.
‘Daar zit ik dan. Helemaal alleen, met om mij heen niets dan dor rood zand.’
Hij graaide in het rulle, bijna kokende, zand en hield zijn tanige hand voor zijn bijna uitgedroogd oog terwijl het zand tussen de zeven vingers van zijn hand traag stroomde.
Hij vervolgde zijn monoloog: ’Mijn schedel gloeit als de hel en er is niemand om me bij te beklagen. Grote heerser van het uitspansel, gun mij het genot van gezelschap, van vreugde en van vriendschap!’
Maar de Grote heerser zweeg in alle talen. Venos stond moeizaam op en liep een willekeurige richting in. Op Eroskom was elke richting de juiste daar het onmogelijk was ergens te arriveren, laat staan te verdwalen. De enige bewoner van de Rode Planeet was gedoemd zijn dagen te slijten in eenzaamheid en zonder doel. De Rode Planeet was een dwaalplaneet zoals het universum er zovele kent. Deze dwaalplaneten worden bevolkt door rusteloze zielen die in vertwijfeling neerzijgen en in nog grotere vertwijfeling weer oprijzen teneinde hun eindeloze tocht alleen voort te zetten. Als een perpetuum mobile, de eeuwig durende beweging, verdoemd en verloren. Zo had Venos geruime tijd geslenterd, niet geplaagd door enig levend wezen, maar des te erger door de drie zonnen die Eroskom langzaam naar zeker zouden verschroeien tot ze de grootte van een erwt had.
‘Ik moet hier weg’, bedacht hij en terwijl hij dit dacht stootte hij met zijn teen tegen iets dat uit het schroeiende zand omhoogstak. Er volgden enige krachttermen, maar deze werden al snel vervangen door een grote nieuwsgierigheid. Als een idioot begon hij te graven en te graven in het haast brandende zand. Enige tijd later had hij een capsule uitgegraven. Hij sjorde aan het luik aan de zijkant en dat ging met een duivels gesis open. Nieuwsgierig stapte hij in de capsule en het luik sloot zich, even heftig sissend als daarvoor, achter hem. Verschrikt draaide hij zich om, maar dit haalde niets uit: het luik bleef dicht.
‘Crrroeth! Crrroeth’ klonk het in de kleine cabine uit een verborgen luidspreker.
‘Hier spreekt Wim Salabim! Hopsakidee. Hé ga je mee? Dan gaan we ‘n eindje Heelallen!’
De opgewekte boodschap was nog maar net verkondigd of Venos voelde hoe de capsule opsteeg en door het raampje zag hij de Rode Planeet steeds kleiner worden omdat hij zich er blijkbaar steeds verder van verwijderde.
‘Hopsakidee! Dus jij gaat mee?’ Welkom in jouw eigen Truggurt. Over enige strekels zult u arriveren op het landingsdek van het ruimteschip Serpentine, dat zwalkend het onmetelijke heelal doorkruist op zoek naar verdoolde geesten.’
Perplex, met stomheid geslagen en met grote ogen van verwondering stond Venos dom voor zich uit te gapen in de kleine, maar comfortabele capsule. En inderdaad, enige strekels later voelde Venos dat de Truggurt landde. Een schokje bevestigde dit, sissend vloog het capsuleluik open en er ontvouwde zich een trapje waarlangs hij zich naar beneden gaf. Er was niemand om hem te verwelkomen. Wel klonk er de stem die hij al in zijn capsule had gehoord.
‘Crrroeth, Crrroeth. Hier spreekt Wim Salabim. Welkom aan boord van de Serpentine! Ik hoop dat uw verblijf aangenaam zal zijn. Voor het zover is, moet ik u wel even formatteren en configureren, waardoor u er wellicht wat anders uit komt te zien, maar vanwege de compatibiliteit met uw medereizigers is dit een absolute voorwaarde.’
Overdonderd en nog steeds sprakeloos liet Venos alles gelaten over zich heengaan…