Skip to main content
Klaor Gif Mysterie

GeDuvel bij De Brouwer

By 13 februari 2025No Comments

Rechercheur Barry van Epscheuten onderzoekt enkele merkwaardige inbraken waar, merkwaardig genoeg, vooral Klaor Gif wordt buitgemaakt. Wanneer hij over de Markt in Deurne loopt hoort hij merkwaardigerwijs, het geluid van brekend glas en ziet dat, en da’s toch merkwaardig zo op een gewone doordeweekse middag, er een ruit bij café De Brouwer is ingeslagen. Uiteraard gaat hij direct op onderzoek uit, daar is niets merkwaardigs aan, maar krijgt bij binnenkomst direct een klap in zijn nek. Wanneer hij bijkomt kijkt hij in de granieten tronie van zijn baas, commissaris Staelhart. Alleszins merkwaardig toch?

Hoofdstuk 4: GeDuvel bij De Brouwer

’Ze hebben u goed geraakt, of ligt ge hier weeral de luierik uit te hangen?’ Hippoliet Staelhart kende weinig medelijden met zijn ondergeschikte. ‘Ge moocht uw pollekes kussen, Van Epscheuten, wij hebben het crapuul zeker en vast alreeds opgevat. We houden hem hier in d’n opslag.’ Barry krabbelde overeind en keek op zijn horloge. Tju toch; vijf voor zes, hij was toch een behoorlijke tijd onder zeil geweest. Nu was dat niet echt iets bijzonders, hij was na wat borrels wel vaker een paar uur kwijt, maar nog nooit vanwege een oplawaai. Terwijl ze naar het magazijn liepen kraakten pindadoppen onder hun schoenen. Barry wilde er wat van zeggen maar de Belg was hem voor; ‘amai, midden op d’n dag en nog niet gekuist, hier hoef ik dus niet op café.’ Op een stoel in het magazijn zat naast een wakker kijkende agent, stevig in de handboeien en duidelijk aangeslagen, iemand die hij gelijk herkende. Het was Simon Prins, de ongekroonde bierkoning van De Brouwer en het levende bewijs dat er écht Helmonders zijn die gaan werken. (Zo schijnen er ook Limburgers te zijn, maar dat weet ik niet zeker.) Barry pakte er een stoel bij en ging er schrijlings op zitten (doen ze op televisie ook). ‘Vertel het maar eens Simon.’ De zytholoog (yep, bierkenner; net nog opgezocht) zuchtte diep. ‘Ik was bezig hier in het magazijn en toen ik klaar was liep ik naar voren. Daar zag ik jou op de grond liggen en ook die kapotte ruit. Toen heb ik gelijk de politie gebeld, maar dat had ik beter niet kunnen doen geloof ik.’ Staelhart onderbrak hem ruw; ‘allez, gij gaat hier nu niet met mijn voeten spelen canaille, kunt ge dat bewijzen?’ Prins keek hem recht in de ogen; ‘denk het wel ja, wij hebben camera’s.’

‘Maak hem maar los, dan zullen we die eens gaan bekijken’ zei Barry en hij knikte tegen de agent. Simon wreef zijn polsen en ging de mannen voor naar de laptop die achter de bar stond. ‘Ik weet wel wat hier weg is,’ zei hij terwijl hij langs de drankkast liep, ‘ze hebben al ons Klaor Gif meegenomen’ en hij wees naar de lege ruimte tussen de rijen flessen. Hij trok een koeling open; ‘Zie je wel, alles weg.  En we hadden net een nieuwe voorraad in geslagen vanwege de carnaval die eraan staat te komen. Dan krijgen we dat spul niet aangesleept. Morgen maar vlug bellen of ze nog na kunnen leveren.’ Hij opende de laptop en klopte zijn wachtwoord in. ‘Hier zijn de beelden vanaf drie uur vanmiddag.’ Er bleken twee camera’s te zijn en ze bekeken de beelden. De ene, die bij de toegangsdeur, gaf weinig uitsluitsel. Doordat het buiten lichter was dan binnen waren alleen een paar silhouetten te ontwaren. Ook de klap die wel duidelijk zichtbaar was, leek afkomstig van een vage schim. De andere camera, die gericht was op de bar, liet wel iets opmerkelijks zien. Om precies vijf over vier was aan de rand van het beeld nog net een buitengewoon harige klauw te zien die flessen Klaor Gif weggriste. Barry bekeek zwijgend de beelden nog eens, maar meer duidelijkheid vond hij niet. Staelhart stond zijn jas al aan te trekken; ‘dit lijkt me weeral een zaak voor u Van Epscheuten, deze trekt toch precies op die anderen die ge al aan het onderzoeken zijt, toch?’

Even later zat hij wat moedeloos aan de bar en Simon zette ongevraagd een vieuxtje voor hem neer. (Alweer een bewijs dat er wel degelijk Helmonders zijn die deugen; dat dit ook met Limburgers het geval kan zijn is nooit vastgesteld.) Twee borrels later had die een kartonnen plaatje voor de gebroken ruit geplakt, de pindaschillen opgeveegd, de kroeg geopend en het duurde niet lang voor de eerste gasten binnen kwamen druppelen. Barry besloot naar huis te gaan. Hij sloeg zijn glas achterover, stak zijn hand op naar Simon en vertrok. De rest van de avond deed hij niet veel; hij keek wat onzinnige televisie en lag op tijd in bed. De volgende dag was hij op tijd wakker, douchte zowaar met redelijk warm water en stond net met een bak koffie in zijn ene en een sigaret in de andere hand toen zijn telefoon ging. De boodschap van de Belg leek inmiddels vertrouwd; ‘Van Epscheuten; gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’