Skip to main content
Klaor Gif Mysterie

Het Reizende Man dispuut

By 7 februari 2025No Comments

Deel 3 van onze detective feuilleton.
Rechercheur Barry van Epscheuten onderzoekt twee inbraken waarbij enkel Klaor Gif buit gemaakt is

Het Reizende Man dispuut

‘Ik heb u gemist gisteren op het bureel Van Epscheuten, daar gaan we het nog over hebben’ zei de Belg, ‘maar ge moet nu als d’n donder naar De Reizende Man in Deurne, daar heeft zich iets bijzonders voorgedaan.’ Barry mompelde iets wat voor een bevestiging moest doorgaan en kwakte de telefoon op het salontafeltje (oude iphones kunnen dat nog wél hebben). Kreunend gooide hij de deken van zich af en strompelde naar de gangkast die in de stacaravan voor badkamer moest doorgaan. Natuurlijk was het douchewater lauw en drupte de tandpasta van zijn tandenborstel. ‘Geweldig,’ bromde hij chagrijnig, terwijl hij, met zijn ogen nog half dicht, een poging deed zijn haar wat te fatsoeneren. De laffe mok Senseo was smakeloos als altijd en vanzelfsprekend had hij na een sigaret ook meteen zijn eerste hoestbui van de dag te pakken. Barry liep naar buiten en vloekte hartgrondig bij het zien van de spierwit dichtgevroren ruiten van zijn bejaarde Volvo. Na een paar vergeefse pogingen, een scheldtirade, een paar woedende beuken op het stuur en het dreigement het vehikel vandaag nog naar Louis Kuijpers te brengen (jazeker; oude auto’s zijn daar gevoelig voor) kreeg hij het barrel aan de gang. Twee peuken later was er net genoeg kijkgaatje ontdooit om iets te kunnen zien en hij ging richting Deurne.

De kachel in zijn auto bleek lang niet bij machte het vehikel warm te stoken, dus hij kwam op zijn handen blazend binnen bij de Reizende Man. Bert van den Eijnden, de pater familias van Baroef, stond zelf achter de toog en schoof hem meteen een meer dan welkome bak gloeiendhete koffie toe. ‘Kuukske d’rbij?’ (juist ja, zo hoort dat) Barry sloeg het beleefd af. ‘Vertel maar eens wat er aan de hand is.’ Van den Eijnden krabde op zijn kruin; ‘tja, dat weet ik eigenlijk ook niet. D’r is wel degelijk ingebroken, de halve achterdeur is gesloopt, maar d’r is niks meegenomen. Ze hebben alleen alle kasten en koelingen leeg gehaald en alle flessen er pal voor gezet.’ De horecamogol ging hem voor naar de achterdeur. ‘Dit is toch een akelig solide deur, maar het lijkt wel of die gewoon lompweg opengetrokken is’ zei hij toen ze buiten stonden. ‘Maar ik ken eigenlijk niemand die dat voor mekaar kan krijgen. Barry stak een sigaret op. ‘Dit lijkt op zaken die ik onderzoek, maar daar werd telkens Klaor Gif gestolen‘ zei hij peinzend. ‘Nee’, zei van den Eijnden, ‘da’s verrekt lekker spul maar dat hebben we hier niet in huis.’

Onderweg probeerde hij Alex Willems te bellen, (niet handsfree nee, kost maar 400,- als ze je pakken) maar zijn assistente wist hem te melden dat die bij De Potdeksel zat te lunchen. Alex runde niet alleen met succes de grootste tandartsenpraktijk van Deurne, maar stond ook bekend als een absolute autoriteit op het gebied van gebitsprotheses. Barry trof hem inderdaad in de horecagelegenheid, aan een tafeltje in de hoek, achter een vorstelijke uitsmijter. Willems begroette hem met een ‘ook smakelijk ja’ toen hij het gebit met de gouden tand naast zijn bord neerlegde. Hij keurde het geval nauwelijks een blik waardig, maar was rap met zijn oordeel. ‘Chinese troep, wij leveren dit soort rotzooi niet, dit is ergens ver weg met frotmateriaal door kinderhandjes voor twaalf cent per uur in mekaar geknutseld.’ Barry graaide het gebit van tafel, bedankte de smoelensmid en liep naar de bar. ‘Doe maar een vieuxtje.’
Het liep toch alweer tegen vieren toen hij over de Markt naar zijn auto liep en plotseling glasgerinkel hoorde. Hij loerde gespannen om zich heen waar het ongewone geluid vandaan kwam. Vrijwel meteen viel hem de gebroken ruit in de openstaande deur van De Brouwer op en hij sprintte erheen. Behoedzaam stapte hij naar binnen, maar hij kon in het halfdonker niet meteen iets ontwaren. Wel zag hij vanuit zijn ooghoek een schim snel dichterbij komen, maar de keiharde klap in zijn nek, die daarop volgde, kon hij niet meer ontwijken. Alles werd zwart. Toen hij langzaam weer bijkwam was het eerste wat hij door een waas zag het ondoorgrondelijke gelaat van Hippoliet Staelhart; ‘Van Epscheuten; gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’