Klaor InstaFacebook

Het Walhalla-dilemma

Het was een uur of elf, op een prachtige zomeravond. De lucht was langzaam van oranje naar donkerblauw gekleurd en in de verte kwetterden vogeltjes hun laatste liedje. Mooi niet dus. Het was zowat midden in de nacht op zo’n grauwe doordeweekse motregenwinteravond maar ja, dat is niet echt een uitnodigende start van een verhaal als dit. Maar goed; zo was het dus wel. In de Deurnese Kasteeltuin leken alle beestjes in diepe rust en het Dinghuis had de laatste plakkers eindelijk naar buiten weten te werken. Ook de kasteelruïne leek verlaten. Alle Walhallafuifnummers lagen thuis in hun warme bedje nog steeds bij te komen van alweer een zwaar beneveld weekend en het was stikdonker in het populaire feestpaleis. Zo leek het althans. Achter een raam dat open stond (inderdaad; da’s raar zo midden in de winter) kon een oplettende toeschouwer zomaar een vage schim zien bewegen. Plotseling doorsneed het geluid van brekend glas de stilte gevolgd door een gesmoorde kreet. Enkele minuten later weerklonken nog rennende voetstappen maar daarna keerde de rust weer terug. (Mag ook wel verdomme; al die herrie midden in de nacht, daar word je toch niet goed van). Het enige dat nog aan de commotie herinnerde was het licht van het oranje zwaailicht van het inbraakalarm dat spookachtig over het park bliksemde  De stinkende bok in het dierenparkje, die bruusk gewekt was, nam uit verveling een hap hooi en dacht er het zijne van.

De volgende ochtend om zes minuten over half negen precies (niet dat dit ertoe doet) stond rechercheur 2e klasse van de politie Zuidoost-Noord-Brabant Barry van Epscheuten zijn achtste sigaret van de dag te roken op de brug over de kasteelgracht. Hij was een diesel die rustig op gang moest komen, vond hij zelf (prima excuus, kom je meestal wel mee weg na een zware avond) en hij had pas drie koppen koffie achter de kiezen, dus hij had weinig zin in geouwehoer aan zijn kop. Het telefoontje, waarmee zijn baas hem die ochtend ruim voor zeven uur (yep; onchristelijke tijd, iemand die zo vroeg belt heeft geen sociaal leven) van zijn slaapbank rammelde was al meer dan genoeg geweest; ‘om half negen staan een paar gasten van het Walhalla op je te wachten, daar is vannacht het alarm afgegaan.’ Hij had net nog tijd gehad om te douchen in zijn uitgeleefde stacaravan op de Kanthoeve, die hij na het aspergeseizoen van een paar Polen had overgenomen. Hij keek omhoog naar het geopende raam van het jongerencentrum en concludeerde dat je minimaal Spiderman moest zijn om daardoor binnen te komen. Hij nam nog een laatste trekje, schoot hoestend de half opgebrande peuk tussen zijn vingers de gracht in en klom via de stalen wenteltrap naar boven.

‘Dan zijn ze daar toch naar binnengekomen, maar ik snap niet echt hoe’.  Barry keek de mannen van het Walhalla aan, die duidelijk net zo’n hekel aan vroeg opstaan hadden als hij. Ze hadden hem net gemeld dat de enige toegangsdeur op slot en het raam wijd open was toen ze aankwamen. Hij liep naar het raam. Zijn schoenzolen plakten aan de tegelvloer en er knerpte  glas bij iedere stap. Vragend keek hij naar het tweetal dat een poging ondernam het duidelijk weinig gebruikte koffiezetapparaat aan de gang te krijgen. ‘Da’s een fles Klaor Gif die ze hebben laten vallen en da’s ook het enige wat ze meegenomen hebben; onze hele voorraad Klaor Gif.’ Barry staarde naar de vensterbank waarop een duidelijke groene plakkerige handafdruk zichtbaar was. ‘Jullie horen nog van ons’ zei hij, terwijl hij zonder verdere groeten de deur uitliep, maar hij wist nu al zeker dat het bij dit ene bezoekje zou blijven.

De rest van de dag deed hij niet veel; hij schreef keurig zijn rapportje over de merkwaardige zaak en ging op tijd naar huis. Na een half flesje vieux lag hij ook op tijd in bed en had voor zijn gevoel pas een paar uur geslapen toen hij door zijn telefoon gewekt werd. Hij nam op terwijl hij op de wekker keek; half zes verdomme. De Vlaamse tongval van zijn baas, hoofdcommissaris Hippoliet Staelhart, was onmiskenbaar; ‘gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij nie geloven…’

Het Wijnhuis-enigma

De stem van de commissaris klonk, zoals altijd, ijskoud en emotieloos (zelfs met zo’n vriendelijk Vlaams accent). Staelhart was een half jaar geleden in het kader van een uitwisseling hier terecht gekomen en had zijn reputatie een keiharde hufter te zijn al volledig waargemaakt. ‘Allez Van Epscheuten, ge moet subiet maken dat ge bij het Wijnhuis geraakt, daar is daarstraks binnengebroken.’

Hoewel het net half zeven in de ochtend en ook nog eens hartstikke donker was (blijkt in de winter vaker voor te komen), stond Wijnhuis-CEO Peter hem al op te wachten. Nou ja, wachten; in feite was hij doende de resten van een glazen toegangsdeur op een hoop te vegen. ‘Van Epscheuten, recherche,’ stelde Barry zich voor, terwijl hij in zijn binnenzak zocht naar zijn legitimatie en gelijk tot de conclusie kwam dat die nog op de Kanthoeve op het aanrecht moest liggen. Gelukkig leek de spiritualiënboer dat geen bezwaar te vinden. ‘Dit is allemaal snel gegaan’ oordeelde die, ‘vanwege het alarm weet je wel, dat maakt echt een teringherrie.’ Hij staarde naar de grond;  ‘die gasten waren in een vloek en een zucht weg en wat ze niet mee konden nemen hebben ze kapot gesmeten.‘ Hij wees op een massa scherven in een groene plas. ‘Ze lieten niet één fles Klaor Gif over.’ Zijn anders zo martiale knevel trilde, een traan blonk in zijn ooghoek en hij slikte moeilijk. ‘Maar als ze denken dat ze hiermee ons Klaor Gif kapot kunnen maken zitten ze d’r goed langs,’ oreerde hij plotseling strijdlustig. ‘Over een paar uur staat dit schap weer hartstikke vol. Niemand weet dat ik achter in de kluis nog twee pallets van dit spul heb staan, ‘t is verdomme onze beste borrel; Deurne is er gek op!’

Met een handgebaar maande Barry hem tot rust, stapte om de met gebroken flessen bezaaide plakkerige poel heen en inspecteerde het akelig lege schap. Daar viel niet veel aan te ontdekken behalve dat het inderdaad hartstikke leeg was (jawel; da’s nauwkeurige observatie) en hij keek eens rond. ‘Wanneer is hier voor het laatst geveegd?’ vroeg hij ineens, terwijl hij naar de toonbank liep. Niet begrijpend keek de slijter hem aan en stamelde; ‘gisteravond natuurlijk, dat spreekt toch vanzelf?’ De politieman gaf geen antwoord maar raapte iets op wat hij half onder de balie verborgen had zien liggen. ‘Dan is dit ook niet van jou, vermoed ik zo’ zei hij, terwijl hij de verbouwereerde drankenkoning een kunstgebit met een glimmende gouden tand erin onder de neus hield. Die staarde geschrokken naar de grijnzende prothese en deinsde terug; ‘dat lijkt me niet nee.’ De rechercheur keek hem even strak aan en stak zwijgend het gebit in zijn jaszak. ‘Maar goed, uiteraard gaan we hiermee aan de slag’ zei hij plotseling geruststellend, terwijl hij Peter amicaal op de schouder klopte. ‘Trouwens, staat hier misschien nog ergens een verdwaald flesje voor een hardwerkende politieman?’ De spraakwatertycoon aarzelde even, maar stak hem toen een willekeurige fles toe uit het schap naast hem. ‘Net mijn merk’ zei Barry, ‘bedankt’ en liet ‘m in zijn binnenzak glijden. ‘U hoort snel van mij.’

Hij besloot even snel naar Bakel op en neer te rijden om zijn legitimatie op te pikken en meteen een bak koffie en wat te eten te scoren. Toen hij daar was deed hij ook meteen maar even de afwas die er al een kleine week stond uit te harden en keek even een paar afleveringen van de Netflixserie die hij aan het volgen was. Hij zwoegde af en toe hard genoeg voor de baas, vond hij zelf, dus zoiets moest gewoon kunnen. (dit wordt dus bedoeld met ‘flexibele werktijden’) Tegen half drie constateerde hij dat het nu niet echt meer loonde nog te gaan werken en trok hij de fles van het Wijnhuis open.

Het was al ochtend toen Barry met een barstende koppijn wakker werd. Hij keek op zijn horloge. Half tien verdomme. Dit kreeg hij nooit recht gepraat natuurlijk en hij besloot zich ziek te melden. Zijn telefoon ging af, net toen hij het nummer in wilde toetsen. Hij nam op en de zware bas van Hippoliet Staelhart dreunde gelijk in zijn hoofd; ‘Van Epscheuten; gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’

Het Reizende Man dispuut

‘Ik heb u gemist gisteren op het bureel Van Epscheuten, daar gaan we het nog over hebben’ zei de Belg, ‘maar ge moet nu als d’n donder naar De Reizende Man in Deurne, daar heeft zich iets bijzonders voorgedaan.’ Barry mompelde iets wat voor een bevestiging moest doorgaan en kwakte de telefoon op het salontafeltje (oude iphones kunnen dat nog wél hebben). Kreunend gooide hij de deken van zich af en strompelde naar de gangkast die in de stacaravan voor badkamer moest doorgaan. Natuurlijk was het douchewater lauw en drupte de tandpasta van zijn tandenborstel. ‘Geweldig,’ bromde hij chagrijnig, terwijl hij, met zijn ogen nog half dicht, een poging deed zijn haar wat te fatsoeneren. De laffe mok Senseo was smakeloos als altijd en vanzelfsprekend had hij na een sigaret ook meteen zijn eerste hoestbui van de dag te pakken. Barry liep naar buiten en vloekte hartgrondig bij het zien van de spierwit dichtgevroren ruiten van zijn bejaarde Volvo. Na een paar vergeefse pogingen, een scheldtirade, een paar woedende beuken op het stuur en het dreigement het vehikel vandaag nog naar Louis Kuijpers te brengen (jazeker; oude auto’s zijn daar gevoelig voor) kreeg hij het barrel aan de gang. Twee peuken later was er net genoeg kijkgaatje ontdooit om iets te kunnen zien en hij ging richting Deurne.

De kachel in zijn auto bleek lang niet bij machte het vehikel warm te stoken, dus hij kwam op zijn handen blazend binnen bij de Reizende Man. Bert van den Eijnden, de pater familias van Baroef, stond zelf achter de toog en schoof hem meteen een meer dan welkome bak gloeiendhete koffie toe. ‘Kuukske d’rbij?’ (juist ja, zo hoort dat) Barry sloeg het beleefd af. ‘Vertel maar eens wat er aan de hand is.’ Van den Eijnden krabde op zijn kruin; ‘tja, dat weet ik eigenlijk ook niet. D’r is wel degelijk ingebroken, de halve achterdeur is gesloopt, maar d’r is niks meegenomen. Ze hebben alleen alle kasten en koelingen leeg gehaald en alle flessen er pal voor gezet.’ De horecamogol ging hem voor naar de achterdeur. ‘Dit is toch een akelig solide deur, maar het lijkt wel of die gewoon lompweg opengetrokken is’ zei hij toen ze buiten stonden. ‘Maar ik ken eigenlijk niemand die dat voor mekaar kan krijgen. Barry stak een sigaret op. ‘Dit lijkt op zaken die ik onderzoek, maar daar werd telkens Klaor Gif gestolen‘ zei hij peinzend. ‘Nee’, zei van den Eijnden, ‘da’s verrekt lekker spul maar dat hebben we hier niet in huis.’

Onderweg probeerde hij Alex Willems te bellen, (niet handsfree nee, kost maar 400,- als ze je pakken) maar zijn assistente wist hem te melden dat die bij De Potdeksel zat te lunchen. Alex runde niet alleen met succes de grootste tandartsenpraktijk van Deurne, maar stond ook bekend als een absolute autoriteit op het gebied van gebitsprotheses. Barry trof hem inderdaad in de horecagelegenheid, aan een tafeltje in de hoek, achter een vorstelijke uitsmijter. Willems begroette hem met een ‘ook smakelijk ja’ toen hij het gebit met de gouden tand naast zijn bord neerlegde. Hij keurde het geval nauwelijks een blik waardig, maar was rap met zijn oordeel. ‘Chinese troep, wij leveren dit soort rotzooi niet, dit is ergens ver weg met frotmateriaal door kinderhandjes voor twaalf cent per uur in mekaar geknutseld.’ Barry graaide het gebit van tafel, bedankte de smoelensmid en liep naar de bar. ‘Doe maar een vieuxtje.’
Het liep toch alweer tegen vieren toen hij over de Markt naar zijn auto liep en plotseling glasgerinkel hoorde. Hij loerde gespannen om zich heen waar het ongewone geluid vandaan kwam. Vrijwel meteen viel hem de gebroken ruit in de openstaande deur van De Brouwer op en hij sprintte erheen. Behoedzaam stapte hij naar binnen, maar hij kon in het halfdonker niet meteen iets ontwaren. Wel zag hij vanuit zijn ooghoek een schim snel dichterbij komen, maar de keiharde klap in zijn nek, die daarop volgde, kon hij niet meer ontwijken. Alles werd zwart. Toen hij langzaam weer bijkwam was het eerste wat hij door een waas zag het ondoorgrondelijke gelaat van Hippoliet Staelhart; ‘Van Epscheuten; gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’

GeDuvel bij De Brouwer

’Ze hebben u goed geraakt, of ligt ge hier weeral de luierik uit te hangen?’ Hippoliet Staelhart kende weinig medelijden met zijn ondergeschikte. ‘Ge moocht uw pollekes kussen, Van Epscheuten, wij hebben het crapuul zeker en vast alreeds opgevat. We houden hem hier in d’n opslag.’ Barry krabbelde overeind en keek op zijn horloge. Tju toch; vijf voor zes, hij was toch een behoorlijke tijd onder zeil geweest. Nu was dat niet echt iets bijzonders, hij was na wat borrels wel vaker een paar uur kwijt, maar nog nooit vanwege een oplawaai. Terwijl ze naar het magazijn liepen kraakten pindadoppen onder hun schoenen. Barry wilde er wat van zeggen maar de Belg was hem voor; ‘amai, midden op d’n dag en nog niet gekuist, hier hoef ik dus niet op café.’ Op een stoel in het magazijn zat naast een wakker kijkende agent, stevig in de handboeien en duidelijk aangeslagen, iemand die hij gelijk herkende. Het was Simon Prins, de ongekroonde bierkoning van De Brouwer en het levende bewijs dat er écht Helmonders zijn die gaan werken. (Zo schijnen er ook Limburgers te zijn, maar dat weet ik niet zeker.) Barry pakte er een stoel bij en ging er schrijlings op zitten (doen ze op televisie ook). ‘Vertel het maar eens Simon.’ De zytholoog (yep, bierkenner; net nog opgezocht) zuchtte diep. ‘Ik was bezig hier in het magazijn en toen ik klaar was liep ik naar voren. Daar zag ik jou op de grond liggen en ook die kapotte ruit. Toen heb ik gelijk de politie gebeld, maar dat had ik beter niet kunnen doen geloof ik.’ Staelhart onderbrak hem ruw; ‘allez, gij gaat hier nu niet met mijn voeten spelen canaille, kunt ge dat bewijzen?’ Prins keek hem recht in de ogen; ‘denk het wel ja, wij hebben camera’s.’

‘Maak hem maar los, dan zullen we die eens gaan bekijken’ zei Barry en hij knikte tegen de agent. Simon wreef zijn polsen en ging de mannen voor naar de laptop die achter de bar stond. ‘Ik weet wel wat hier weg is,’ zei hij terwijl hij langs de drankkast liep, ‘ze hebben al ons Klaor Gif meegenomen’ en hij wees naar de lege ruimte tussen de rijen flessen. Hij trok een koeling open; ‘Zie je wel, alles weg.  En we hadden net een nieuwe voorraad in geslagen vanwege de carnaval die eraan staat te komen. Dan krijgen we dat spul niet aangesleept. Morgen maar vlug bellen of ze nog na kunnen leveren.’ Hij opende de laptop en klopte zijn wachtwoord in. ‘Hier zijn de beelden vanaf drie uur vanmiddag.’ Er bleken twee camera’s te zijn en ze bekeken de beelden. De ene, die bij de toegangsdeur, gaf weinig uitsluitsel. Doordat het buiten lichter was dan binnen waren alleen een paar silhouetten te ontwaren. Ook de klap die wel duidelijk zichtbaar was, leek afkomstig van een vage schim. De andere camera, die gericht was op de bar, liet wel iets opmerkelijks zien. Om precies vijf over vier was aan de rand van het beeld nog net een buitengewoon harige klauw te zien die flessen Klaor Gif weggriste. Barry bekeek zwijgend de beelden nog eens, maar meer duidelijkheid vond hij niet. Staelhart stond zijn jas al aan te trekken; ‘dit lijkt me weeral een zaak voor u Van Epscheuten, deze trekt toch precies op die anderen die ge al aan het onderzoeken zijt, toch?’

Even later zat hij wat moedeloos aan de bar en Simon zette ongevraagd een vieuxtje voor hem neer. (Alweer een bewijs dat er wel degelijk Helmonders zijn die deugen; dat dit ook met Limburgers het geval kan zijn is nooit vastgesteld.) Twee borrels later had die een kartonnen plaatje voor de gebroken ruit geplakt, de pindaschillen opgeveegd, de kroeg geopend en het duurde niet lang voor de eerste gasten binnen kwamen druppelen. Barry besloot naar huis te gaan. Hij sloeg zijn glas achterover, stak zijn hand op naar Simon en vertrok. De rest van de avond deed hij niet veel; hij keek wat onzinnige televisie en lag op tijd in bed. De volgende dag was hij op tijd wakker, douchte zowaar met redelijk warm water en stond net met een bak koffie in zijn ene en een sigaret in de andere hand toen zijn telefoon ging. De boodschap van de Belg leek inmiddels vertrouwd; ‘Van Epscheuten; gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’

Het Zeilbergs traktaat

‘Ge moet naar d’n Draai in de Zeilberg, dieje gast daar wil uit d’n biecht klappen, maar houd uw eigen kort en laat u pertang geen foefkes vertellen.’ Barry verstond ongeveer de helft van wat de Vlaming hem toebeet, maar begreep donders goed wat die bedoelde. Hij stapte in zijn auto, die wonderwel in één keer startte, stak een sigaret op en reed richting Deurne.

Onderweg keek hij nog een keer naar de opname (nee, mag niet) van de beveiligingscamera van de Brouwer en kreeg een idee. Hij parkeerde zijn wagen bij de dierenartsenpraktijk aan de Zeilbergsestraat, liep met zijn dienstpenning zwaaiend (yep, per ongeluk in zijn zak gestoken vanmorgen) de protesterende receptioniste voorbij en stormde een behandelkamer binnen. Even later had een verbouwereerde dierenarts haar protesterende klant met zijn aan aambeien lijdende goudvis de deur uitgewerkt en stond ze het filmpje op de telefoon te bekijken. ‘Da’s duidelijk geen menselijke hand; da’s van een primaat’ zei ze langzaam. ‘Een aap dus, en een grote ook nog.’ Barry besloot een gokje te wagen en zocht de foto van de plakkerige handafdruk op, die hij bij het Walhalla gemaakt had. ‘En deze dan?’ Ze bekeek het plaatje aandachtig. ‘Zou zomaar van dezelfde kunnen zijn denk ik, maar waarom komt u daarmee hier?’ Barry haalde wat uit zijn jaszak; ‘Het zijn allemaal aanwijzingen in duidelijk aan mekaar verwante misdrijven, net als dit gebit.’ De veearts griste het uit zijn handen en de gouden tand schitterde in het felle tl-licht. ’Ook dit is niet menselijk, dat ziet u zelf toch ook wel? Kijk maar eens naar die hoektanden. Deze prothese kan zomaar van de mensaap zijn die u blijkbaar zo graag wilt vinden…’

Twee en een halve sigaret later stond Barry bij de voordeur van Den Draai. Hij nam nog een laatste stevige hijs, knipte tussen zijn vingers de peuk de struiken in en ging naar binnen. Patrick Nelemans, de gemoedelijke uitbater van het met afstand sociaalste culturele centrum van Deurne, stond hem al op te wachten. ‘Bekske koffie?’ Barry knikte en even later zaten ze samen aan een tafeltje. ‘Normaal ben ik niet zo van het klikken’ zei de rossige kroegbaas, ‘maar nu vond ik het toch wat anders vanwege dat hele gedoe met Klaor Gif en zo.’ Barry tikte ongeduldig met zijn pen op het tafelblad.

‘Afijn, een week of vier geleden belt er iemand met een reservering voor een vergaderruimte. Acht personen, ’s morgens twee keer koffie, lunch met soep en een kroket, één vega, ’s middags een keer koffie en…’ Barry onderbrak hem; ‘een reservering dus.’ De tomaatblonde tapkeizer keek hem even schuin aan. ‘Maar goed, twee dagen later lopen er hier dus twee figuren binnen. Strak in ‘t zwart pak, zonnebril, haartjes strak naar achteren en die wilden de vergaderruimte zien en afspraken maken. Ik zeg ‘da’s prima.‘ Nou, die hebben dus echt alles na lopen zoeken. Daarna kwamen ze hier en verordonneerden dat die vergaderaars in ’t geheim via de achteringang naar binnen zouden moeten en dat ze nu alvast alles af wilden rekenen. Had ik geen problemen mee, dat snapte wel, tot ze een zak geld op de bar gooiden en betaalden met muntjes van 10 en 20 cent. Er zaten zelfs een paar knopen tussen. Maar goed; kruimeltjes zijn ook brood, toch? Trouwens; luste nog een bakkie?’ Barry twijfelde even; ‘nee, doe maar een vieuxtje.’ Even later hervatte de kastelein zijn verhaal. ‘Nou, op d’n dag zelf komen die kerels hier allemaal stiekem achterom binnen in lange regenjassen en zo en bij eentje zie ik een jurk eronderuit steken. ’Verdomme, d’r zit een travestiet bij,’ dacht ik nog. Maar goed; ik zet ze in dat vergaderzaaltje. Nou loop ik halverwege de ochtend een keer binnen om te vragen of alles naar wens is; zie ik dat ze allemaal zo’n kleed aanhebben en een paars bisschopsmutske op hun kop en in de hoek zie ik verdomme zo’n soortement van staf van Sinterklaas staan. Maar nou komt het.’ Hij liet een veelbetekenende stilte vallen voor het dramatisch effect. ’Op tafel stonden drie flessen Klaor Gif die ik er dus niet neergezet had…’

Barry’s telefoon, die op tafel lag, trilde. Hij keek op het toestel, zag wie het was en nam op. ‘Hebt ge het Weekblad voor Deurne van deze week gelezen?’ De Belg vond het niet eens nodig zijn naam te zeggen. ‘Niet echt’ zei Barry. ‘Dan zou ik dat maar eens rap gaan doen Van Epscheuten. Gij werkt toch aan die drankzaak? Dì gade gij niet geloven…’

Tja, waarde lezer, nu ligt de bal dus bij u. Verzin maar een plausibel einde aan dit warrig verhaal. Op klaorgif.nl kunt u alles nog eens op uw gemak nalezen wanneer u, net als wij, de draad echt helemaal kwijt bent. Niet meer dan 4000 tekens (da’s om en nabij 700 woorden) en aanleveren als Word-bestand (nee, wij hebben geen Wordperfect en getypt of handgeschreven vinden we ook niet prima). U hebt tot en met aanstaande maandag (ja, da’s kort, maar u heeft wel een heel weekend en verder toch niks zinnigs te doen) om het in te sturen naar klaorgif@prcie.nl  Zeg ‘t maar; wie zit er achter dit complot en wat willen ze dan met al dat Klaor Gif? Wie klauterde er door dat raam bij het Walhalla, welke onverlaat sloeg Simon Prins in zijn nek en wat staat er in het Weekblad? En uiteraard, hoe zit dat met die aap en waarom draagt die een kunstgebit? Om u nóg enthousiaster te laten schrijven; Bram himself heeft toegezegd op deze plek de allermooiste te plaatsen en wij geven de rest een waardige en zeker voor iedereen toegankelijke plaats. Succes!  

Paniek bij de prins

Barry had amper tijd om zijn bekske koffie van ‘de Rooie’ op te drinken, toen de commissaris hem verraste. “Van Epscheuten, ge moet u subiet melden bij mij op het bureel. Er zijn serieus merkwaardige ontwikkelingen. Start uw berline en maak da ge hier geraakt.” Het curieuze telefoontje van Staelhart voorspelde niet veel goeds.  IJlings toog Barry naar het politiebureau, dat zich vreemd genoeg in Asten bevond. De Vlaming dirigeerde hem het kantoor in en gooide met een ijzingwekkende blik het meest recente Weekblad voor Deurne voor zijn neus. “Van Epscheuten, moet kik hier nu in de gazet lezen wie uw daders zijn. Er is een anonieme tip binnengelopen. Al die inbraken zijn gewoon een flauwe reclamestunt van de Prcie om die groene brol aan de man te brengen.” Een ogenblik later zakte Barry onvrijwillig door de knieën en viel ongracieus onder het bureau, waar hij zeker drie minuten onbedaarlijk bleef lachen. Toen de buikpijn was gezakt kroop hij overeind en zei tegen zijn getergde baas “Een anonieme tip. Van de Prcie zelf zeker? Die kwibussen hebben wel ieder jaar zo’n pseudo-lollige actie, maar ze houden het over het algemeen toch best redelijk netjes. Bovendien: eigenlijk zijn dat allemaal watjes, die durven echt nergens in te breken. En u trapt daar met beide voeten in. Maar dit verklaart alles. Ik heb uw mysterie opgelost.” zei Barry met een triomfantelijk gebaar.

Staelhart was niet onder de indruk. “Alléz, loop niet zo te zeveren.  Hoe hebt ge dat klaargespeeld?” Barry nam een indrukwekkende houding aan, het is te zeggen, hij hield zijn buik in en zei vastberaden, “Met mijn magnifieke mentale vermogens en dynamische deductieve gaven. Het is een complot! Let op: een hele zwik vorsten van carnavalsverenigingen gaat na dit jaar stoppen, maar wil wel actief blijven in de ‘sector’. Ze maken schaamteloos reclame op facebook.com/vorstendom. En de Prcie is altijd op zoek naar nieuw ‘talent’, maar drie tegelijk is zelfs voor hen wat veel. Ze hebben dus één lidmaatschap toegezegd, en wel aan degene die op Aswoensdag de meeste flessen Klaor Gif kan overhandigen.”

“Amaai, zijn die vorsten dom of zo, dat ze zich als crapuul gedragen voor die kwistenbiebels van de Prcie?” zei de Belg vertwijfeld. “Ik heb inderdaad niet de indruk dat deze ‘vorsten’ het landelijk gemiddelde omhooghalen.” zei Barry cynisch. “Ik heb drie hoofdverdachten. Charles van de Mortel, de redenaar van de Kei uit Liessel, Ivan van Oosterhout, da’s die kleine vinnige van de Peelstrekels en Tom Wijnands, het orakel van de Pottenbakkers. Volgens de tomaatblonde tap.. eeh Dhr. P. Nelemans, uitbater, waren er twee wat korter van stuk en ene hele lange. Ook stond er in de hoek een klein krukske. Charles heeft zo’n soortgelijk meubelstuk, wellicht is dat het wapen waarmee ik geattaqueerd ben. Vermoedelijk is er een gelijke stand opgetreden en was er top-overleg nodig. Patrick Nelemans kent ze alle drie goed vandaar die vreemde vermommingen.”

Staelhart begon te protesteren, maar Barry vervolgde met enig aplomb “Commissaris, sta mij toe mijn hypothese te elaboreren! In het Walhalla stond het Klaor Gif op de bovenste plank. Ivan en Charles vallen dus af. Ik verdenk dus Tom Wijnands van deze verachtelijke daad. Bij het wijnhuis is er een glazen deur ingeslagen. Met een klein krukske? Charles is hier logischerwijs de hoofdverdachte. Ivan weet dat bij De Brouwer overal camera’s hangen, dus die heeft zijn gorillapak aangetrokken om niet herkend te worden.” De rechercheur zuchtte diep. “Alléz, en da kunstgebit dat u geconfisqueerd heeft.”, probeerde Staelhart onze held nog van zijn stuk te brengen. “Goedkope rommel uit China. Da’s gewoon om de hele zaak te misleiden. “En hoeveel bewijs hebt gij dan voor deze opmerkelijk onwaarschijnlijke theorieën?” zei Hippoliet, nu wat bedeesder.”Euh, geen.” moest Barry na enige aarzeling bekennen. “Maar ik weet waar de volgende inbraak gaat plaatsvinden! De laatste flessen Klaor Gif heeft de Prcie volgens mij uitgedeeld bij prinsenrecepties. Nou is die van Prins Ron van de Pottenbakkers natuurlijk al lang op, dus de allerlaatste is in bezit van Prins Martijn van de Peelstrekels. Ik stel voor dat wij zijn pand, voor en tijdens Carnaval nauwlettend in de gaten gaan houden.” Barry maakte aanstalten op te staan. “Er is geen ‘wij’, van Epscheuten, dat is uwen job.” antwoorde Staelhart beslist.  “Gij gaat u verdekt opstellen. En als gij uw job wilt behouden, komt u beter op Aswoensdag met een dader op ‘t bureel, anders kunt ge fluiten naar uw ereloon en degradeer ik u terug tot wijkagent.  Ambetant gedrag wordt hier niet getolereerd.”

Barry verliet gedesillusioneerd het kantoor en begaf zich richting het pand van klokkenkoning van Hooff. Aan de bar bij Café In den Sleutel kon hij uit een ooghoek nog net het best beveiligde huis van Deurne in de gaten houden. Bierbaas Carel van Hoof (geen familie) heeft altijd voldoende vieux in huis, dus dat was een geluk bij een ongeluk. En hiermee komt er een, toch tamelijk teleurstellend, einde aan dit ongekend spannend relaas. Op Aswoensdag weten we of de infame Prcie een lid rijker is en dus ook of het Barry van Epscheuten lukt de daders te arresteren. Mocht U hem nou bij In den Sleutel tegenkomen, bied hem dan vooral een vieuxtje aan.

Alaaf, Manfred van Bakel

De aap uit de mouw.

Intussen is het Barry van Epscheuten gelukt om flink wat puzzelstukjes op zijn plek te leggen. Ga maar na: Die stevige handafdruk op de vensterbank in ‘t Walhalla, voeg daar het grote kunstgebit met de gouden tand aan toe alsook de voetafdruk in ‘t Wijnhuis en de pelpindaschillen op de vloer van de Brouwer. Samen met de biecht van beheerder Nelemans en de Draai is gemaakt!

Zeker als ook dierenarts Leny van Geluk hem bevestigt dát een heuse primaat wel op zoek moèt zijn naar dat Klaor Gif! Maar hoe? Waarom? Een echte gorilla is tot zoiets immers niet in staat?

Peinzend in zijn ouwe Volvo richting Kanthoeve, heeft-ie last van alle koffiegeleut en genuttigde vieuxtjes. Hij houdt het niet meer en moet hoognodig. Dus nabij de rotonde Dunantweg-Haageind zet-ie rap de paniekverlichting aan, duikt de bosjes in en leegt zijn blaas. Dan echoot daar een schot zijn richting uit! Het komt van de Roos vandaan! Dat is wat je noemt een toevalstreffer. Zo zal blijken.

Want een schot in de Roos is de laatste druppel naar dé oplossing!

Daar hebben ze intussen immers weer ruimte zat om genoeg Klaor gif op te slaan en over te hevelen in van die kleine fleskes die je bij ‘tWijnhuis cadeau krijgt als je er een literfles Ketel koopt of andere klaore!

Op zijn tenen gluurt van Epscheuten door het varkensraampje aan de achterkant.

Hij bliekt recht in de bakkus van zo’n gorillamasker waarvan er een stuk of zes een fles aan de lippen houden als versteend door de echo van dat schot.

Wie dat loste? Dat is snel duidelijk! Hij herkent vanuit zijn ooghoek  die juwelier uit de Stationsstraat. Wat doet die in hemelsnaam op dit tijdstip hier? Snel wordt hem dat duidelijk:  op klaorlichte dag meegelokt en gekidnapt! Zo leest hij nog snel op zijn mobieleke tijdens de plaspauze.

Maar dankzij goudsmids’ vuurvaste handen is hij er in een onbewaakt ogenblik in geslaagd  die striemende tieribs los te branden. Het minkukel bij de kelderdeur overmeestert hij vliegensvlug om rap diens klapperpistool af te vuren en de aandacht op zich te vestigen.

De 6 als gorilla’s verklede lummels verschieten zich een aap en steken als in trance de hendjes de lucht in.

Dan legt Martijn van Hooff -intussen bekend als Prins Martijn I van de Peelstrekels- hen uit dat ze hem stand te pede uitleg moeten geven om zo een strafblad te ontlopen. Wat zijn ze eigenlijk van plan? Hij is dan wel goudsmid maar slinkse plannen smeden, is niks voor hem!

Schoorvoetend bekennen de 6 lid te zijn van de PR/cie. Dat ZIJ met voorbedachten rade dieje Belgische Staelhart met zijn speurneus van Epscheuten op een dwaalspoor willen brengen en hun geheim tot de Optocht willen bewaren. Of Martijn hen asjeblieft niet wil verraden. Dan mag hij de Roos als vrij man wel verlaten om zijn afspraken nog tijdig te kunnen nakomen. Martijn stemt in op één voorwaarde: Zij zullen dan het Klaor Gif gratis moeten uitdelen aan alle 18+ers die tijdens de optocht toekijken en zo een oogje in het zeil houden. Schoorvoetend gaan de 6 akkoord. En nog sneller verdwijnt Martijn uit zijn netelige positie.

Maar… van Epscheuten ligt met zijn oor zó dicht tegen het raam gedrukt dat hem geen letter is ontglipt. Hij voelt zich ernstig in het ootje genomen. Maar hij ziet er ook de humor wel van in en kan deze nieuwste PR/cie stunt hogelijk waarderen. Daarom peinst hij er niet over om nú zijn baas al te rapporteren. Dat moet maar wachten tot Sintjuttemis!

Dat plaatst hem wél voor een dilemma: zijn dit wel de noodzakelijke verzachtende omstandigheden die de PR/cie vrijpleiten van de gewelddadige acties om aan een fikse voorraad Klaor Gif te geraken? Voor eigen gewin!!! Diefstal, inbraak, geweld… Niet niks in deze tijd. Halt-straf verdienen ze minstens. Maar da’s van later zorg. Want…

Als hij dan de laatste zin van het illustere clubke  snoodaards te horen krijgt, weet hij het zeker: ik speel met hen onder één hoedje, nu de aap uit de mouw is gekomen.

O… en dat zinnetje?

Dat prent je maar goed in, knoop je voor eeuwig in je oren en leer je van buiten! De kurk waar klaor gif op drijft, zogezegd!

Want…

Ooit zij een prinses over Carnaval:

” Da’s net als gebakken lucht, maar wel lekker!”

Alaaf!!!

Jean le Fin

Patriarchen Problematiek

Barry vervloekte zijn goedkope telefoonprovider, Na een afgemeten ‘bedankt hè’ naar de uitbater van d’n Draai zat hij in zijn auto en probeerde het Weekblad voor Deurne Online te pakken te krijgen. Tergend langzaam laadde de pagina eindelijk, maar wat bedoelde die verrekte Belg nou verdomme? Hij scrolde door het nieuws. Daar! Dat moest het wel zijn: ‘vandalen besmeuren kerkgebouw met groene vloeistof.’ Gehaast las hij het artikel door. ‘Fletcher’ siste hij tussen zijn tanden. Hij gooide zijn telefoon op de bijrijdersstoel en vertrok met piepende banden.

Tien minuten later galmden zijn voetstappen door de kapel van het voormalige Missiehuis. De toegangsdeur bleek gewoon open te zijn en hij hoefde, eenmaal binnen, niet lang te zoeken. Een stuk op het priesterkoor was afgezet met rood/wit lint. Hij liep erheen en zag op de lichte plavuizen meteen de met stukken glas bezaaide groene plas, die ook het tapijt, dat achter het altaar lag, doorweekt had. Hij schoof het soppige kleed wat aan de kant om tussen alle scherven die ene met het etiket erop te pakken te krijgen, maar toen hij het daarna weer terug wilde slaan viel zijn blik op de in de tegelvloer verzonken ijzeren ring die eronder verborgen lag. Even twijfelde hij, maar toen trok hij eraan en soepeltjes, alsof het vaker gebruikt werd, klapte een verborgen luik open. In de donkere opening voerde een uitgesleten houten trap naar onderen. Barry rende naar buiten, naar zijn auto, en zocht de zaklamp die ergens tussen alle troep in de kofferbak moest liggen. Even later was hij terug achter het altaar. Hij loerde in de schemerige diepte, knipte de zaklamp aan en haalde een keer diep adem.

Zijn hart bonsde in zijn keel terwijl hij voorzichtig afdaalde, het doorzoeken van muffe verborgen kelders stond nou eenmaal niet op zijn lijstje van favoriete bezigheden en hij bedwong de neiging om te draaien en het luik weer dicht te gooien. Een vochtige, bedompte lucht sloeg hem tegemoet, een geur die deed denken aan natte dieren, schimmels en drassige aarde. Aan het plafond bungelde een eenzaam peertje wat af en toe flikkerde, waardoor lange schaduwen dansten over de klamme muren. In een donkere hoek blonken tralies van een grote stalen kooi. Barry liep erheen en scheen met de zaklamp in de richting van een donkere massa in de uiterste hoek, die langzaam in beweging leek te komen. Een grote aap kwam loom overeind en daarna, op vier poten, traag en dreigend in zijn richting. (Nee, ik weet niet wat voor een soort; ik ben verdomme geen primatoloog of zoiets.) Barry deed een stap terug. Het beest kwam tegen de tralies hangen en de warme, muskusachtige stank werd verstikkend. Zijn vacht, ongetwijfeld ooit dik en glanzend, was vaal en vol klitten en de bijna menselijke ogen in de diepe oogkassen keken hem dof en wezenloos aan. Barry twijfelde even, maar tastte toen in zijn jaszak en haalde de gebitsprothese tevoorschijn. Heel even schitterde de gouden tand in de vale schemering en een klein moment leken de lege ogen op te lichten. Het kolossale dier stak een harige arm tussen de spijlen door, pakte zwijgend het gebit uit zijn hand en schoof het met een geroutineerd gebaar in zijn bek. Zonder verder nog acht te slaan op de rechercheur slofte het terug naar de verre hoek van de kooi, waar het in het donker ging zitten staren naar iets wat er niet was. Een verre herinnering aan vrijheid misschien, of gewoon naar de oneindige leegte van zijn bestaan.

Barry schrok op; boven hem klonk een schuifelend geluid en een trede van de trap kraakte. Blijkbaar wist iemand dat hij hier was. (Trouwens; kan iemand mij uitleggen waarom traptreden altijd kraken?) Snel knipte hij de zaklamp uit en verschool zich onder de trap, weg uit het licht van de flakkerende lamp. Een lange, magere gestalte kwam langzaam en behoedzaam naar beneden. Onderaan de trap leek die even om zich heen te kijken, maar zag blijkbaar niemand en liep in de richting van het ijzeren hok. Zelfs in het schemerdonker zag Barry de zwarte kleren van de man met, in de kraag van het donkere overhemd, een wit priesterboordje. In zijn hand had hij vervaarlijk uitziend breekijzer waarmee hij even later, toen hij bij de kooi was aangekomen, keihard over de spijlen ratelde. Het geluid sneed oorverdovend door de kelder en het dier in de hoek leek ineen te krimpen. De bezoeker keek nog wat rond maar leek de rechercheur niet te ontdekken, die nog steeds ineengedoken onder de trap zat. Hij was blijkbaar voor het moment gerustgesteld en liep terug, naar boven. Barry bedacht zich geen moment en greep, tussen de traptreden door, de benen vast en trok die uit alle macht naar zich toe. De priester verloor zijn evenwicht en viel met een rauwe schreeuw achterover van de trap en tegen de muur. Heel even was het ijselijk stil, tot in de verste hoek de aap begon te krijsen; schel en doordringend.

Twee dagen later zat Barry, om een uur of negen ’s morgens, onderuitgezakt op een ongemakkelijke houten stoel in het spartaans ingerichte kantoor van Hippoliet Staelhart. De commissaris had zowaar een kop koffie voor hem ingeschonken en die was, zoals gewoonlijk, niet te drinken. ‘Het schijnt me toe dat ge alles opgelost hebt van Epscheuten, Ge kunt mij nu hier bijklappen maar ik verwacht nochtans ook een breed verslag op mijn bureel.’ Barry schraapte zijn keel om de smerige smaak van de loerie wat weg te krijgen. ‘Nadat we die priester die ik onderuitgehaald had opgepakt hadden vonden we er boven in het hotel nog zo eentje. Die hebben we ook opgebracht en ze hebben allebei gezongen als vogeltjes. Het bleek uiteindelijk te gaan om een plan van een stel bisschoppen om als proef alle miswijn in Brabant te vervangen door Klaor Gif. Ze wilden kijken of er dan meer volk in de kerk kwam.’ Barry kreeg een droge mond en nam tegen beter weten in toch nog maar een teug zwarte ellende. ’Ze huurden voor de inbraken een paar Italiaanse lekenbroeders in. En da’s niet zo gek: die vind je hier echt geen meer. Nou, die gasten hadden dus bij een stel kermisgasten een aap op de kop getikt en die zo’n beetje getraind om voor hen het vuile werk op te knappen. En dat was het zo’n beetje, alleen de namen van die bisschoppen laten ze niet los.’ De Belg keek ongelukkig; ‘die patriarchen grijpen we natuurlijk nooit, die zitten veel te hoog in het spel. Maar hoe zit het dan met dat gebit van die aap?’ Barry nam een laatste slok slootwater; ‘Geen idee, dat had ie al toen ze ‘m kochten.’

Klaor Gif in jouw tent?

Neem contact op met “Het Wijnhuis Deurne”
Bel 0493 – 312 757